Het was niet goed en en was niet slecht. De zomer van 2021 was nog al wisselend, zowel met het weer, als met de groei van de gewassen. Het voor jaar lang droog en koud, waardoor de jonge plantjes maar moeizaam op gang wilde komen. Daarna een vrij natte periode, ook niet direct bevorderlijk voor een stabiele groei. Tenslotte heeft iedereen toch nog wel van een succesvolle opbrengst kunnen genieten.
Je ziet hier en daar dat tuinders hun leeggekomen stukjes land inzaaien met een groenbemester als bladrammenas of mosterdzaad. Het voordeel hiervan is dat het onkruid minder gelegenheid krijgt om op te komen en tevens komt er meststof in de grond voor het komende voorjaar.
Groenbemesters zijn gewassen die we niet voor consumptie telen maar voor eigenschappen als de structuur van de bodem verbeteren, voedingsstoffen toevoegen, bodemleven stimuleren, etc. Het zijn gewassen die we in het najaar of de winter onder kunnen spitten, of die we in het najaar of de winter uit de grond halen en op de composthoop kunnen gooien om daar te composteren. Het eerste is trouwens het meest gebruikelijk. Maar omdat wij niet meer spitten (en ondertussen zijn er veel meer mensen die dat niet meer doen) zullen de groenbemesters grotendeels in de tuin moeten vergaan en/of op de composthoop moeten verteren.
De voordelen van groenbemesters
Door het telen/onderwerken/toevoegen van groenbemesters voeg je organisch materiaal toe aan de bodem. En dat zorgt voor een betere structuur, luchtiger, gezond, vol nuttige organismen. En vervolgens houdt zo’n humusrijke grond voedingsstoffen vast: de soorten die je in de nazomer zaait nemen in de winter de voedingsstoffen op die anders vaak door regen uit de bodem worden uitgespoeld. Bij het onderwerken in het vroege voorjaar komen die voedingsstoffen weer vrij in de bodem. Sterker nog; sommige soorten groenbemesters wortelen zeer diep en kunnen zo uit de onderlaag van de grond voedingsstoffen opnemen die dan vervolgens bij het onderwerken in de bovenlaag weer vrijkomen (of uiteindelijk op de composthoop terechtkomen).
Nog een pluspunt: door de bedekking in de soms regenachtige nazomer en herfst groeit er minder onkruid. En op onze vette kleigrond zorgt het dat de grond niet dicht kan slaan (in een natte herfst kunnen opgeruimd vakken hier soms zo vast worden dat je letterlijk met de grond kunt kleien en er heel vaak water op de grond blijft staan). Het voorkomt dus ook het uitspoelen van voedingsstoffen door regen. En tot slot verbeteren vooral de diep wortelende groenbemesters de afwatering. Waar in onze vette klei planten groeien is het altijd minder nat.
Daarnaast kunnen sommige groenbemesters (uit de vlinderbloemenfamilie = peulvruchtenfamilie, net als bijvoorbeeld bonen en erwten) stikstof uit de lucht in de grond vastleggen. En tot slot hebben sommige groenbemesters een ontsmettende werking op de bodem (denk aan Tagetes, Tropaeolum en Calendula).
Dat klinkt allemaal heel fijn. Maar er kleven ook wel wat nadelen aan groenbemesters.
De nadelen van groenbemesters
Naast de aanschaf van zaden zul je er bijvoorbeeld plaats voor moeten reserveren (als hoofdteelt of nateelt). Om die reden zaaien wij zeker niet elk jaar groenbemesters; omdat ik soms ‘zonde van de plaats’ vinden. Of misschien beter gezegd: ik heb er vaak geen plaats voor omdat in de nazomer onze tuin vaak nog volledig gevuld staat met allerlei soorten groenten, kruiden, fruit en bloemen. Maar mocht je een tuin hebben die groot genoeg is om wat vakken te reserveren, of heb je een (stuk) tuin waar niets groeit en die je qua bodem en bemesting eerst eens goed aan moet pakken, dan is de teelt van groenbemesters ideaal.
Als je tuiniert volgens een vruchtwisselingsschema zullen groenbemesters daarin wel ook gewoon mee moeten draaien (zie Vruchtwisseling). Persoonlijk vind ik de vruchtwisseling al moeilijk genoeg om ook nog rekening te moeten houden met die groenbemesters die tot bijvoorbeeld de kruisbloemenfamilie of peulvruchtenfamilie bestaat. Gelukkig zijn er ook groenbemesters waarbij je geen rekening met de vruchtwisseling hoeft te houden (simpelweg omdat het soorten zijn die geen familie zijn van de eetbare soorten in de moestuin).
Sommige groenbemesters kunnen zich trouwens ook nog wel min of meer hinderlijk uitzaaien. Het is makkelijk te voorkomen als je de bloemen wegknipt voor ze helemaal uitgebloeid zijn en zaden vormen.
En er is nog wel iets belangrijks: voor al die nuttige eigenschappen moeten groenbemesters eerst wel kunnen groeien, en dus hebben ook groenbemesters zelf eerst voeding nodig. Ze gebruiken meestal de voeding die al in de grond aanwezig is maar op heel arme en zanderige grond kan het nodig zijn om voor het zaaien de grond ietwat te bemesten (bijvoorbeeld met wat koemestkorrels). En uiteindelijk geeft ze later organisch materiaal inclusief voedingsstoffen terug en spaart ze normaal gesproken meer dan ze gebruikt.
Het is belangrijk om, als je een groenbemester overweegt, te bedenken welke soort groenbemester je wilt gebruiken, want er zijn dus soorten die je al in de vroege zomer moet zaaien maar ook late groenbemesters, soorten waarmee je rekening moet houden in de vruchtbemesting, soorten die onkruid wel of niet goed onderdrukken, soorten die wel of niet winterhard zijn, etc. Hieronder vind je een opsomming van de meest bekende groenbemesters plus hun eigenschappen. Aan de hand daarvan kun je zelf bepalen of ze geschikt zijn voor je eigen tuin. En lees vooral ook nog even de overwegingen die ik daaronder noem.